Schaap is de naam die gegeven wordt aan dieren waarvan het lichaam bedekt is met wol. Iedereen in de schapenfamilie heeft een speciale naam. Mevrouw schaap is de ooi, meneer schaap is de ram, hun jong is het lam. Op de boerderij hebben we alleen ooien omdat rammen wilder zijn en daarom gevaarlijker voor kinderen.
Schapen zijn herkauwende zoogdieren met een lengte tussen 1 en 1,5 meter. Het mannetje (bok) weegt tussen 45 en 160 kg, terwijl het vrouwtje (ooi) iets kleiner is en tot 100 kg weegt. De horens op de kop en de kleur van de vaak gekrulde vacht verschillen per ras.v
Na een draagtijd van ongeveer 5 maanden krijgt de ooi een nest van 1 of 2 jongen. Een uur na de geboorte staat het lam (of ooilam) al recht en wordt het gevoed door de moeder. Schapen leven in kuddes en worden gefokt voor hun vlees en wol. Schapenmelk wordt verwerkt tot kaas, waarvan feta in Griekenland, Roquefort in Frankrijk en ricotta in Italië de bekendste zijn.
Schapen zijn herbivoren die zich voornamelijk voeden met gras op de grond. Het gras wordt geplet, gekauwd en doorgeslikt, dan weer uitgebraakt in de mond om opnieuw te worden gekauwd en geïmpregneerd met speeksel gedurende de dag.
Schapen hebben horizontale pupillen, waardoor ze een uitstekend horizontaal zicht hebben. Dit betekent dat ze achter zich kunnen kijken zonder hun kop te hoeven draaien.